Ha Rens,
Vorige keer schreef je over tijd en prioriteit, met als aanleiding dat onze blogfrequentie wat teruggelopen was. We begonnen ergens in het najaar met een blog per week, tot kerst deden we dat zo, en sindsdien iets minder frequent. Je zou kunnen zeggen dat dat nog steeds prima is, en dat is ook zo. Omdat ik van mezelf een tikkeltje neurotisch ben, zoals eigenlijk iedereen op zijn manier, heb ik wel baat bij regelmaat. Om de week een blog, dat kan ik onthouden en vaak is hij dan al eerder klaar zelfs. Maar zoals gezegd, het is prima zo, aan het werk!
De afgelopen weken had ik een paar behoorlijk intensieve sessies met groepen, zowel hier in Frankrijk, als in Nederland, als ook ergens halverwege in België in een kasteeltje. Een opvallend aantal keren kwam ik in die sessies te spreken over een begrip dat in mijn deel van het vak veranderkunde nogal relevant is (en waar ik het al eens eerder met je over had): negative capability. Het wordt wel gedefinieerd als the ability of the individual to perceive, think, and operate beyond any presupposition of a predetermined capacity of the human being. Het vermogen om te blijven ervaren, denken en handelen als je niet weet wat ervan of erna komt en of je daarmee wel kunt omgaan. Een term die meer dan 200 jaar geleden werd geïntroduceerd door een dichter, John Keats. Hij deed dat overigens niet om toe te passen op situaties in het sociale domein, dat hebben anderen later pas gedaan.
Voor mensen in ons vak, of dat nou leiding geven of adviseren is, is die negative capability best een belangrijke competentie. Je komt met name de áfwezigheid ervan best vaak tegen, valt me wel eens op. Als het in teams of groepen een beetje spannend wordt, vliegen de projecties, invullingen en suggestieve vragen je al snel om de oren. Heel begrijpelijk natuurlijk, mensen hebben nu eenmaal maar één referentiekader van waaruit ze kunnen redeneren, en dat is hun eigen. Ik zeg daarom wel eens (overdrijvend) dat het verreweg het gemakkelijkste is om er in menselijke communicatie vanuit te gaan dat alles projectie is. We hoeven ons niet schuldig te voelen als we lopen te projecteren de hele tijd, dat is een menselijke eigenschap. Een beetje onhandig, maar dat geldt wel voor meer menselijke eigenschappen. Het is immers snel gevraagd: ‘Dat jij zo reageert, komt dat door … of door …?’ Dat zijn de twee mogelijkheden die wij dan voor de ander bedenken, vanuit ons referentiekader. Maar wellicht zijn er nog andere opties, waar we niet opkomen? Zou zomaar kunnen, toch?
Als we eenmaal door hebben dat dat zo werkt, dan kunnen we proberen om af en toe met dat projecteren op te houden. Dat betekent: open vragen stellen, en verduren dat je het antwoord dus niet op voorhand weet en daar geen controle over hebt, en erop vertrouwen dat je daar dan naar bevind van zaken mee kunt omgaan. Hoe leer je dat? Dat antwoord is eenvoudig: door te doen en daarop te reflecteren, en zo te leren met vallen en opstaan. Dat is weer een hoop moeite, maar de opbrengsten zijn goed: beter contact met elkaar, de ‘echte kwesties’ sneller op tafel, minder gedoe. Veel minder gedoe. Wie wil dat nou niet?