Is het een mening, is het een overtuiging of is het feedback? (Rens in Vader en zoon in dialoog #15

Hi pap!

Ik denk niet dat het je verrast, maar ook ik heb behoefte aan regelmaat. De a-periodieke frequentie van de blog maakt dat ideeën in mijn hoofd blijven zitten en niet op het (digitale) papier. Daarom lijkt mij vanaf nu om de week weer een mooi intermezzo. Aangezien we dit niet overlegd hebben kan het ook zomaar anders worden beste lezer; flexibiliteit is essentieel bij het volgen van deze blog!

Communicatie is een thema waar ik mij maar al te graag mee bezig houd. Niet voor niks dat een deel van mijn studietijd draaide om communicatie en specifiek de gedragsbeïnvloeding die mogelijk is door middel van (slimme) communicatie. Toch is dat voor nu niet het thema dat ik even wil bespreken. Ik wil het graag hebben over feedback. Aanleiding was de feedback die ik ontving op jouw laatste stuk proza. Hij/zij begon zijn zin met: “Mag ik wat feedback geven op de laatste blog van Charles en jou?” De persoon in kwestie vond de blog wat teveel gericht op de theorie en wat te weinig praktisch.

Mijn eerste reactie kan je vast raden, namelijk dat ik daar eens even goed tegenin ging. Want hallo, mijn blog-kameraad aanpakken (via mij) ben ik niet van gediend. De dialoog aangaan naar aanleiding van een blog vinden wij beide volgens mij juist leuk en interessant, maar wel direct en niet via-via. 

Dit zette mij aan het denken. Iemand in zijn of haar gezicht vertellen wat je vindt is geen sinecure en vraagt veel training en oefening. De afweging die je hierin moet maken bestaat uit een heleboel componenten. Ik vind de belangrijkste dat de feedback-gevende partij altijd goed moet bedenken of de feedback gegeven wordt om de ander verder te brengen of om een mening te geven (zoals bij de criticus van jouw blog). Ook een mening geven kan best, zelfs ongevraagd is dat soms prima, maar verpak het dan niet als feedback.

Alle aannames, overtuigingen en meningen zitten ons dwars bij het geven van feedback. Ik betrap mezelf er ook op dat ik met enige regelmaat ‘gewoon’ mijn mening geef of dat ik over iemand praat in plaats van met diegene. Bewust onbekwaam zullen we maar zeggen. Bij deze stap begint het volgens mij. Het opmerken van je eigen gedrag en op dat moment bewust kiezen dat gedrag te veranderen of ermee door te gaan.

Ik daag mezelf uit door (nagenoeg) altijd eerst vragen te stellen in plaats van direct een mening te geven. Of dat altijd lukt? Nee zeker niet, maar ik leer elke dag. Hoe zit dat bij jou? Heb je nog andere tips naast vragen stellen?

Tot de volgende!

Prioriteit kost tijd (Rens in Vader en Zoon in dialoog #13)

Van uitstel komt afstel.. Past niet bij mij, toch? Toch zijn we inmiddels een week of 4 verder sinds jij onze laatste blog het web op slingerde. Er zijn twee makkelijke (maar niet waarheidsgetrouwe) verklaringen hiervoor. De eerste optie die ik zou kunnen aanhalen is dat ik door reden X, Y of Z echt geen tijd had om een blog te schrijven. De tweede optie is dat ik 4 weken nodig had om de woorden op mij te laten inwerken. Ook niet onrealistisch, maar nog steeds niet de waarheid. Wat het dan wel is? Ik vond andere dingen belangrijker.

Het ene belangrijker vinden dan het andere is iets dat wij de hele dag doen en (het geven van) prioriteit noemen. Geheel of niet geheel toevallig klinkt deze -teit hetzelfde als die andere tijd. En dat is precies waar het over gaat bij uitstelgedrag. Ik heb net als iedereen 24 uur x 7 dagen in een week. Als we ervan uitgaan dat ik ongeveer 8 uur slaap per nacht blijven er circa 114 uren over om helemaal zelf in te delen zoals ik wil. De afgelopen weken heb ik deze uren besteed aan allerlei dingen, maar niet aan het schrijven van deze blog. Het argument ‘ik heb er geen tijd voor’ gebruik ik om deze reden (haast) nooit, omdat het doet vermoeden dat ik geen controle heb over die 168 uur per week die ik heb, en dat vind ik klinkklare onzin. Ik sluit niet uit dat dit een wat ongenuanceerde uitdrukking is, maar volgens mij snap je mijn punt.

De stevigheid waar jij over schreef in de vorige blog was zijn tijd ver vooruit, denk ik. Deze Charles van pak ‘m beet 20 jaar geleden zei destijds: “Mensen die niet kunnen worden geholpen. Mensen die niet willen worden ook geholpen, maar dan wel de deur uit”. Ik merk in de financiële sector dat dit gedachtegoed in opmars is. Een beetje in een andere vorm, maar het verbinden van een consequentie aan het niet leveren van een performance krijgt steeds meer voet aan de grond. Hierbij worden mensen die willen, maar (nog) niet kunnen geholpen om een betere versie van zichzelf te worden (door opleiding, coaching, training etc).

Dan die andere groep, deze kunnen we ook de ‘ik geef geen prioriteit aan mijn eigen functioneren-groep’ noemen. En ook dit type mens mag haar 168 uur per week zelf indelen. Als je er dan voor kiest om aan het werk te gaan, dan verwacht de werkgever ook dat werk voor jou een prioriteit is en niet alleen tijd kost. Het verbinden van een consequentie aan niet leveren wat gevraagd wordt heeft ook haar uitwerking medewerkers die uitstekend functioneren. Zij merken immers dat niet leveren niet langer acceptabel is en ervaren dat als een steuntje in de rug; leveren wordt de norm. Door dit op de juiste manier te doen (scherp op de inhoud, zorgvuldig op de relatie) leidt dit tot meer tevreden medewerkers en daarmee tot een florerend team/afdeling/bedrijf.

Het is jouw schuld, en nou opdonderen!

We zoeken uit wie het gedaan heeft, wiens schuld het is. Dan zetten we die buiten de deur en is het probleem opgelost. Simpel toch? Of niet? Niet dus. Was de wereld maar zó eenvoudig, dat er in een probleem een schuldige is -laten we hem de dader noemen-  en een onschuldige, die we dan maar slachtoffer noemen. Ik schreef er al eens eerder over (uitsluitend insluiten): ook de zogenaamd schuldige bevindt zich in een systeem dat zijn gedrag mogelijk maakt, of mede bepaalt, of zelfs veroorzaakt. De dader is op een bepaalde manier ook slachtoffer van de context waarin hij zich bevindt. Voor de goede orde: daarmee is hij niet minder verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.

Vorige week begeleidde ik een workshop waarin mensen met elkaar de collectieve ambitie van hun organisatie probeerden vast te stellen. Of beter: probeerden samen te ontdekken, want zo gaat het eigenlijk. Halverwege, toen het ging om het concretiseren van die ambitie in waarneembaar gedrag, do’s en dont’s, kwam het gesprek in één van de groepjes op een interessant probleem. Ze kwamen erachter dat het soms nauwelijks mogelijk was om de klant adequaat te bedienen, omdat de systemen en procedures die ze hadden om dat te doen daarbij niet hielpen, maar in de weg stonden. Er was een kernwaarde ‘dienstvaardigheid’, maar het systeem waarin ze werken veroorzaakte klantonvriendelijk gedrag. “En daarom kunnen we er niks aan doen” vond de één. “Dat kan zijn”, meende de ander, “maar als we het daarbij laten zonder de kennelijke systeemfout aan de orde te stellen dan blijft alles zoals het is. En kunnen we elkaar straks uitleggen dat dat erg is, maar niet onze schuld.” En zo kwamen ze tot een mooie afspraak: als het systeem ons belemmert het werk voor de klant goed te doen, dan doen we 2 dingen. We maken een work around én we stellen de systeemfout aan de orde. Top, vond ik dat.

Op deze schaal lukt dat nog wel, als we goed opletten en kritisch zijn op gewoonten en uitvluchten. Op grotere schaal blijkt het veel lastiger. Wat is er in de samenleving aan de hand waardoor we opgeschrikt worden door problemen als in de corporatiesector? Bij de Nederlandse Zorgautoriteit? En eerder al bij de banken? Zitten daar allemaal psychopaten in het management? Als je de krant leest en de radio hoort zou je het haast denken. De dader-slachtoffer dynamiek in deze verhalen is groot. Het wordt pas echt schrijnend als er letterlijk slachtoffers vallen. Neem de hele geschiedenis rondom de neuroloog Jansen Steur. Het lijdt geen twijfel dat deze arts grote en ernstige fouten heeft gemaakt. Maar in de verhalen rondom dit drama bleek ook steeds dat hij functioneerde in een systeem waarin mensen van alles opmerkten en niks zeiden. Niks konden zeggen. Niet gehoord zouden worden. De man stond op een voetstuk, was onaantastbaar. Of alle verhalen uit de katholieke kerk, over misbruik van kinderen. Dit gebeurde allemaal in een tijd dat het systeem waarin alle betrokkenen zich bevonden dergelijke misstanden mogelijk maakte. Kinderen konden thuis zeggen wat er gebeurde, maar de priester zou gelijk hebben. “Zulke dingen doen priesters niet. Punt.”

De twee voor de hand liggende opties om er later mee om te gaan zijn ofwel “zo ging dat nou eenmaal, maar goed dat de tijden veranderd zijn” of:  het zoeken en aanwijzen van de schuldigen en hen straffen. Of een combinatie van deze twee. Maar als we de systeemfouten én onze eigen rol erin niet onder ogen zien en aan de orde stellen, dan levert het niks anders op dan een schijngeruststelling: “het was fout, maar ik kon er niks aan doen, mij valt niets te verwijten, ik ben onschuldig. Maar goed dat ze de schuldige te pakken hebben.” Als het systeem niet deugt kun je de volgende dader zijn. Misschien niet in van die grote dramatische voorbeelden, maar dan wellicht in de kleine voorbeelden, in je eigen werkomgeving.

In conflicten in organisaties zie ik vaak hetzelfde. Over en weer elkaar schuldig verklaren en dan wachten tot de ander veroordeeld wordt. De wisselwerking die ik eerder beschreef in het beeld van de kraan en de hand wordt niet onderkend. En daarin zit wel de uitweg. Vraag je niet alleen af waarom die ander zo raar doet. Vraag je ook en vooral af wat het is dat jij zelf doet dat maakt dat die ander zo raar doet. In die wisselwerking zit de systemische ‘fout’. En dus ook de oplossing. Die kan dan zomaar ineens veel dichter bij liggen dan je dacht.

Vind je dit een interessante manier om naar organisatieproblemen te kijken? Ik ben benieuwd naar je ervaring!

Zo’n moment waarop je hoopt

Een kleine anekdote die tot mijn meest favoriete ervaringen in cultuurtrajecten is gaan horen. In een grote gemeente waren we een paar jaar geleden bezig met het verbeteren van resultaatgericht gedrag. Het is de bedoeling dat medewerkers en leidinggevenden wat ondernemender worden, wat meer verantwoordelijkheid nemen, elkaar aanspreken waar nodig. De bekende thema’s. Binnen dat traject doen we zogenoemde LEF-sessies waarin medewerkers van verschillende afdelingen door elkaar praktijkcases met elkaar bespreken: ervaringen uitwisselen, leren van elkaars voorbeelden, jezelf ontwikkelen in gedrag en lef.

In één van die sessies zit een mevrouw die zich een vervelende ervaring herinnerde en inbracht. Ze herinnerde zich een werkoverleg van een paar jaar (!) geleden waarin ze zich nogal weggezet voelde door haar toenmalige leidinggevende, nu manager van een grote afdeling.Ze had iets willen inbrengen en de leidinggevende had haar nogal bot afgekapt, met zo’n handgebaar erbij van ‘weg jij, naar insect’. Dat had de mevrouw in kwestie erg geraakt destijds. En ze wist het nog. En liep sindsdien met een grote boog om de leidinggevende in kwestie heen.

‘Hoe zou het zijn als je dit die manager alsnog laat weten?’ vroeg ik haar. Dat was uitgesloten, vond ze. Het was immers al een paar jaar gelden, de manager zou haar zien aankomen. Het idee! Maar ja, de sessie ging over lef en verantwoordelijkheid nemen, dus het zou toch ook een mooi voorbeeld zijn van verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je werkrelaties, elkaar aanspreken en ‘ouwe rommel’ opruimen. Dus ik drong nog wat aan. We hebben in de groep met elkaar de situatie doorgesproken en wat alternatieven bedacht voor hou ze het zou kunnen aanpakken. Het moest wel in één keer goed, vond de één. En niet te zwaar maken, vond de ander. Maar wel alsnog doen, vond een derde. Dus dat werd het.

De medewerker belde in de sessie met de secretaresse van de betreffende manager om een kwartiertje in de agenda. ‘Waarover gaat het?’ vroeg de secretaresse. ‘Even iets voorleggen’, zei mevrouw. Dat was kennelijk voldoende, de afspraak werd gemaakt. We hebben nog even een mooie openingszin geoefend met haar, zodat ze zich voldoende dapper voelde om erop af te gaan. Ik kende de betreffende manager goed. Om eerlijk te zijn moet ik zeggen dat ik nog even twijfelde om vooraf de manager in te seinen over wat er aan kwam, maar ik heb het niet gedaan. Ik had in het kader van dat cultuurtraject meerdere keren met de manager gewerkt, dus vond -en hoopte- dat dat wel goed moest gaan.

Een week later trof ik de mevrouw in kwestie aan achter de receptie in het stadhuis toen ik me aanmeldde voor een afspraak.
“Ik ben geweest” zei ze met een brede grijns.
“Hoe ging het?
“Heel goed. Ik heb het gewoon op tafel gelegd, met vlekken in mijn nek, maar toch. De manager wist het zich niet meer te herinneren maar vond het desondanks heel vervelend dat ik dat toen zo ervaren had en er nooit op terug gekomen was. En ze bood haar excuses alsnog aan.”
“Fantastisch,goed gedaan!”.
“Maar dat is nog niet alles”, zei ze. “Toen ik thuis kwam was er een boeketje bloemen bezorgd, van haar, hoe vind je dat?”

Op dat soort dagen weet ik zeker dat we nuttig werk doen met elkaar. Kleine voorbeelden maken grote verschillen.

Uitsluitend insluiten

Wat hadden we een hoop om over na te denken deze week. Ik ben zelf nogal bezig geweest met de hele discussie rond de dodenherdenking. Het begon voor mij met het gedicht van die jongen van 15, Siebe Dirk, die het had over een oom die destijds op jonge leeftijd een achteraf verkeerd gebleken keuze maakte. ‘Met de kennis van nu’ zeggen we dan. Ik vond het een prachtig gedicht, vooral door de insteek dat ook goede mensen foute keuzes kunnen maken. Dat mag inmiddels wel voor waar aangenomen worden, als je kijkt naar alle onderzoeken die daarnaar gedaan zijn. Gewone mensen zoals jij en ik die in een experiment aan proefpersonen zoveel stroom toedienen dat het dodelijk is. Dat op dat moment te weten, en het toch doen onder druk van de deskundigen die deel uit maken van het experiment. Dus: weten wat je doet, dat het eigenlijk niet ok is, en het desondanks doen. En nu terug naar Siebe Dirk. Hij scheen arm te zijn, en hongerig, en maakte de keuze om voor de Duitsers aan het Oostfront te gaan vechten. Uit onmacht, of onwetendheid, of om iets te doen? Maar om zich bij de vijand te voegen? Bewust? Ik denk het niet. In veel van de films die ik zag over WOII zie je gewone mensen die verkeerde keuzes maken. Met de kennis van nu. Nergens zijn zoveel joden met zo weinig Duitse bemoeienis weggevoerd als in Amsterdam. In The pianist zie je hoe de Joodse Raad er wat van probeert te maken. Hopeloos, kun je dan zeggen. Met de kennis van nu. Maar dat is makkelijk.

Op Twitter zag ik ook berichten van mensen die zeggen dat een oorlog alleen slachtoffers kent. Ook de beulen, die op een of andere manier tot hun weerzinwekkende daden kwamen. Ziek, of gek geworden. Maar ook slachtoffer van het systeem waarvan ze deel uit maken? Als je slachtoffer bent van zo iemand is dat niet te verteren, dat snap ik. En toch komen we met uitsluiten van daders, en zelfs hun kinderen en kleinkinderen, niet verder. En al helemaal niet als we dat achter vliegtuigjes hangen op de dag van de dodenherdenking. Herdenken = niet vergeten. Maar vergeven kan misschien al wel een beetje. Zeker de nabestaanden van de daders. Die hebben niks gekozen, tenslotte.